De inventarisatie door de asbestdeskundige 

De deskundige doet een plaatsbezoek en maakt een inventaris op volgens de richtlijnen van het inspectieprotocol.

De inventarisatie voor een asbestattest is “ niet-destructief”. Een niet-destructieve asbestinventaris beschrijft enkel de materialen die een risico kunnen vormen bij het dagelijks gebruik van het gebouw. Tijdens de inspectie zal de asbestdeskundige geen wanden of vloeren beschadigen om ingesloten asbest op te sporen. 

Soms zijn wel kleine beschadigingen van verdachte materialen nodig, omdat alleen een laboanalyse met zekerheid kan bepalen of het materiaal asbesthoudend is of niet. Voor de monstername moet dan een stukje van het verdacht materiaal verwijderd worden. De asbestdeskundige neemt minstens 1 mengmonster van het pleisterwerk van de wanden en 1 van het pleisterwerk van de plafonds. In samenspraak met de eigenaar doet de asbestdeskundige dit op weinig zichtbare plaatsen. Hij/zij moet deze boorgaten ook veilig achterlaten door te fixeren of af te plakken. De boorgaten zijn eenvoudig te herstellen met vulpasta voor pleisterwerken. Dit is evenwel geen verplichting voor de asbestdeskundige zelf. 

Als eigenaar/opdrachtgever mag je ervoor kiezen om het nemen van stalen te weigeren. De consequentie daarvan is wel dat de asbestdeskundige het materiaal dan als “asbestverdacht” opneemt in het asbestattest. 

De wetgeving stelt dat een asbestverdacht materiaal als asbesthoudend moet worden beschouwd, tenzij een labo-analyse aantoont dat het geen asbest bevat. Voor sommige asbestverdachte materialen is het uitsluiten van het asbesthoudende karakter met het blote oog niet mogelijk. In dat geval zal de asbestdeskundigen een monster willen nemen voor labo- analyse. Dat staat beschreven in het inspectieprotocol dat vastgelegd is in een ministerieel besluit. Doet de asbestdeskundige dit niet, dan rapporteert hij/zij het materiaal als asbestverdacht. U stemt dus altijd best goed op voorhand met de deskundige af over hoe de inventarisatie gebeurt. 

Als het gebouw zal worden afgebroken of als je het wil verbouwen, is een “destructieve” inventaris nodig. Bij het opstellen van een destructieve asbestinventaris gebeurt worden wanden, plafonds, vloeren wel beschadigd om na te gaan of erachter asbest aanwezig is. Dat asbest kan immers vrijkomen bij afbraak en renovatie en een risico inhouden voor de afbreker of verbouwer.